Huiseigenaren gaan in 2017 weer meer betalen voor de onroerendezaakbelasting (ozb). Wel blijft de stijging van de taks voor het eerst in vijf jaar onder de afgesproken maximale verhoging.

Dat concludeert de Vereniging Eigen Huis (VEH) na een steekproef onder 109 van de 390 gemeenten.

De ozb, die elke huiseigenaar moet betalen, stijgt volgend jaar in doorsnee met 1,3 procent. Dat is aanzienlijk minder dan het afgesproken maximum van bijna 2 procent. Wel zijn er grote verschillen tussen de diverse gemeenten.

Grote verschillen ozb-heffing gemeenten

In 32 van de onderzochte plaatsen gaat de belasting op de eigen woning wel met meer dan 2 procent omhoog, terwijl inwoners van 29 gemeenten kunnen profiteren van een verlaging van de ozb.

Grootste stijger in de steekproef is de gemeente Haren, waar de gemiddelde ozb-aanslag met 12 procent toeneemt tot 423 euro. Dat is negen keer zo veel als de gemiddelde stijging van 1,3 procent. In Ommen stijgt de ozb met 11 procent en in Apeldoorn met 8 procent.

Grote dalers zijn de gemeenten Rijswijk en Mierlo waar de ozb-heffing 7 procent zakt.

Landelijk gezien zijn huiseigenaren volgend jaar gemiddeld 276 euro kwijt aan de taks.

Hoe wordt de WOZ-waarde vastgesteld?

De hoogte van de OZB verschilt per gemeente maar is voor individuele huiseigenaren altijd afgeleid van de waarde van je woning. Die wordt bepaald op grond van de WOZ-waarde.

De gemeente bepaalt de marktwaarde van jouw woning op basis van de verkoopprijs van vergelijkbare woningen in de buurt. Bij het vaststellen van de prijs wordt ook rekening gehouden met oppervlakte, inhoud en bouwjaar van de woning.

Alle variabelen worden bij elkaar geveegd en in een rekenmodel gestopt waaruit vervolgens de WOZ-waarde rolt. Die waarde wordt in veel gevallen nog wel gecheckt door een WOZ-taxateur, maar die zal dat meestal vanachter zijn bureaustoel doen en bij hogere uitzondering echt langskomen.

De waarderingskamer controleert of het hele proces zorgvuldig verloopt en houdt ook bij of gemeenten het goed of slecht doen.